Interview Noorderbreedte

NB

Samen met Oosterpoort-directeur Nynke Stellingsma mocht ik voor tijdschrift Noorderbreedte plaatsnemen in een denktank over de toekomst van het culturele veld in het Noorden. Wij spraken over het Noorden als prachtige proeftuin voor culturele vernieuwing en over het verbinden van kunst en cultuur met landschap en samenleving. Het hele interview kun je lezen in de nieuwste Noorderbreedte die te bestellen is via www.noorderbreedte.com.

 

Als Van Gogh in Drenthe

Turfschuit
Vincent van Gogh, De turfschuit, 1883. Olieverf op doek op paneel, 37 x 55,5 cm. Collectie Drents Museum Assen (F 21 / JH 415)

‘Waarde Theo,
Zooeven ben ik hier aangekomen. […] Ik heb met de menschen zitten praten en zal een dezer eerste dagen met de schuit de geheele Hoogeveensche vaart afvaren door de veenderijen, dwars door den Zuid Oostelijken hoek van Drenthe heen. Dan, Noordwaarts van hier schijnt het prachtige heide te wezen tot Assen toe. Ik ben wel nieuwsgierig, dat kunt ge denken.’[1]

Ik voel me deze dagen een klein beetje zoals Van Gogh zich gevoeld moet hebben, precies 130 jaar geleden, toen hij na een lange reis in Drenthe aankwam. Waar Vincent een treinreis van zo’n 7 uur lang maakte en in Hoogeveen aankwam, neem ik de afslag van de snelweg nog een stukje verderop. Mijn reis duurt weliswaar geen 7 uur, maar die 240 kilometers zijn er toch een hoop. Drenthe is voor mij een nieuwe bestemming, evenals voor Vincent. Ook ik verblijf in een soort van ‘boerenlogement vlakbij ’t station’.

Waar Vincent een vreemde eend in de bijt was, is Drenthe vandaag de dag wel wat meer gewend. Dode Zeerollen trekken bezoekers uit het hele land, zo niet de hele wereld. De Israëliërs die bij de opbouw van de tentoonstelling in het Drents Museum aanwezig waren, bezochten de TT in Assen. Motoren waren er in de tijd van Van Gogh nog niet. En wat zou de zoon van een dominee gedacht hebben van de vondst van deze Dode Zeerollen die de bijbelse wereld op zijn kop zetten?

‘Het weer is prachtig, de lucht is helder en tintelend als in Brabant.’ schrijft hij Theo. Kijk, dat komt goed uit, dan hoef ik die in ieder geval niet te missen. In de haven zag Van Gogh ‘heel echte turfschuiten’ die hem inspireerden tot het schilderen van De turfschuit, een werk dat vandaag de dag geheel op zijn plaats is in de collectie van het Drents Museum, mijn tijdelijke basis. Dat schilderij reist net als Vincent rond, en is momenteel te zien in Amsterdam, in het Van Gogh Museum.

Ik moet ook nog een beetje wennen aan de omgeving en de avonden alleen op een hotelkamer, maar in tegenstelling tot bij Van Gogh (‘Ik trek het mij sterk aan dat ik zoo weinig voorspoed heb met de menschen in ’t algemeen’[2]) , zal het bij mij aan de lieve Drentenaren niet liggen. Soms moet ik hun dialect even op me in laten werken om hun woorden te begrijpen, maar het gemoedelijke en de goede bedoelingen zijn hetzelfde als in Brabant. De inspirerende omgeving die Van Gogh ervaart (‘[…]ik vind het hier hoe langer hoe mooier’[3]), vind ik zelf met veel plezier terug in de prachtige collectie van zijn tijdgenoten en navolgers die ik tijdelijk mag vertegenwoordigen. Er schijnt ook hier een Van Gogh Huis te zijn, in Nieuw-Amsterdam. Daar moet ik zeker nog heen.

Van Gogh verbleef drie maanden in Drenthe, ik iets meer dan vier. Daarna keren we beiden weer terug naar onze Brabantse geboortegrond.Ÿ•

Noten: 
[1] Brief van Vincent van Gogh aan Theo van Gogh, Hoogeveen, dinsdag 11 en woensdag 12 september 1883. (briefnr. 385)
[2] Brief van Vincent van Gogh aan Theo van Gogh, Hoogeveen, op of rond woensdag 26 september 1883. (briefnr. 390)
[3] Brief van Vincent van Gogh aan Theo van Gogh, Hoogeveen, maandag 24 september 1883. (briefnr. 389)

Lees alle brieven van Van Gogh uit Drenthe hier

Wat is het belang van kunstgeschiedenis?

Wat is het belang van kunstgeschiedenis?

Dat is het thema van de Najaarsdag die de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici op 19 november organiseert in het Haags Historisch Museum. Kunst en cultuur staan onder grote druk in deze tijd en krijgen maar matig steun vanuit de samenleving. Men kijkt in de eerste plaats naar het financiële aspect, en ja, inderdaad, kunst is geen vetpot waar enorme winst wordt geboekt. En hoewel het een goede ontwikkeling is dat kunst- en cultuurinstellingen uitgedaagd worden om hun inkomsten te vergroten, is het gewoon niet realistisch om te verwachten dat zij zichzelf volledig kunnen bedruipen. Het gaat hier om hele andere zaken dan geld.

Prachtige initiatieven zoals het Van GoghHuis Zundert moeten zichzelf keer op keer bewijzen, zelfs (of zeker) onder inwoners van Van Goghs geboortedorp. Die hebben liever een extra zwembad erbij. Zien zij dan niet in wat de toegevoegde waarde van een museum op de geboortegrond van een van werelds beroemdste kunstenaars is? Dat is een stukje heel bijzonder cultureel erfgoed, een klompje goud, dat zij daar in handen hebben.

Juist dát is de meerwaarde van kunst en cultuur. Een gezamenlijk verleden dat bewaard moet worden, maar ook iets moois om naar te kijken en van te genieten, over te discussiëren. En kijken naar kunst leert ook anders kijken naar de dingen om je heen. Niet alleen voor een advocaat, maar net zo goed voor een boomkweker. Deze toegevoegde waarde is niet direct meetbaar en wordt daarom niet door iedereen gezien. Maar dat hij er is, is iets wat zeker is. Ik zie het als de taak van de kunsthistoricus om deze kennismaking met kunst en het belang daarvan te laten zien.

Lezing Buissche Heide

Kleine paden slingren over de heide

En komen aan op de hutten der armen:

Zij zijn de eenigen die zich erbarmen

Over ’t verlatene van wie hier lijden.

 

De hutten en de paden scheemren heen,

Na deze komt weer een andere heide

Menschen sterven na ’t vreugdloos leven-lijden

Andre aanvaarden ’t en alles blijft een.

 

Heide verliest zich in de zee; de zee

Verliest zich in de lucht; en in de wijde

Kringen van menschelijke last en lijden

De doffe ellend’ van deze armzaalge stee.

Henriette Roland Holst, 1903

Morgenavond geef ik een lezing over Richard en Henriette Roland Holst en het Boek van de Buissche Heide. Meer info hier.

Droom en Daad

Richard Roland Holst, ‘Portret van Henriette Roland Holst in een tuin te Noordwijk’, 1893, zwart en gekleurd krijt op papier, 357 x 261 mm, Collectie Rijksmuseum Amsterdam (inv.nr. RP-T-1979-61, Legaat Richard Roland Holst, 31-12-1938)

Afgelopen vrijdag was ik te gast op de voorpremière van ‘Droom en Daad: het zoeken van Henriette Roland Holst (1869-1952)’, een film van Annette Apon. De locatie was geheel toepasselijk het landgoed de Buisse Heide te Zundert, waar de dichteres en politica haar buitenverblijf had. In een weiland tussen de Angorahoeve (waar zij werkte) en het schildersatelier van echtgenoot Rik Roland Holst, keken wij in de stromende regen op een groot scherm naar een bijzondere film. Op de plek waar zij haar inspiratie vond en via het naastgelegen ‘koffiepaadje’ verbonden was met haar Rik. Omdat er geen bewegend beeld is van Henriette, koos Apon voor foto’s, historische en associatieve filmbeelden die samengingen met gesproken gedichten en autobiografische verhalen van Roland Holst.

De film zal later dit jaar nog op verschillende plekken vertoond worden en is een initiatief van het Van GoghHuis Zundert voor het Roland Holst-jaar.

Meer informatie: www.vangoghhuis.com

29 juli 1890

Vincent van Gogh, ca. 1866. Fotograaf: B. Schwarz, Brussel. Collectie Van Gogh Museum Amsterdam.

Het is vandaag 122 jaar geleden dat Vincent van Gogh stierf. Hoe dat precies gebeurde, weet niemand. Verwondde hij zichzelf per ongeluk of expres met een pistool, of waren er hele andere zaken aan de gang? Wanneer je het laatste hoofdstuk van Naefeh en Smith’s biografie leest, sta je al helemaal voor een raadsel.

Ik denk vandaag liever aan de geboortedag van Vincent in het Brabantse plaatsje Zundert, waar men hem nog steeds als ereburger op een voetstuk plaatst. Op deze jeugdfoto uit een album van broer Theo is hij waarschijnlijk 13 jaar. Het is een van de weinige foto’s die nog overgebleven zijn van de kunstenaar, waarvan ik het origineel nog niet eerder gezien had. De website ‘het Geheugen van Nederland’ biedt uitkomst, want daar is deze gekoesterde ‘carte-de-visite’ uit de collectie van het Van Gogh Museum in zijn geheel digitaal te aanschouwen, voor- en achterzijde. Zie hier.

De biografie met dat beruchte laatste hoofdstuk: Steven Naifeh en Gregory White Smith, Vincent van Gogh: De biografie, Amsterdam (Uitgeverij Bert Bakker) 2011 [Nederlandse editie].

Vincent van Gogh in Brabant

Vincent van Gogh, ‘Zaaier’, september-oktober 1881, houtskool en zwart krijt op vergé papier, 55,9 x 33,2 cm. Collectie Kröller-Müller Museum Otterlo

In het Brabants Historisch Informatiecentrum in Den Bosch vonden onderzoekers van het Van Gogh Museum een onbekende Van Gogh-brief uit 1872. De brief zal deze zomer een rondreis door Vincents geboorteprovincie maken en doet achtereenvolgens Etten-Leur, Tilburg, Zundert en Nuenen aan.

Alle reden om hier één van Van Gogh’s werken uit deze provincie (waar ik zelf ook opgroeide) te laten zien. Ik koos voor een studie van een zaaier die hij in Etten tekende. De kunstenaar die zelf eens aangaf ‘zaaier des woords’ te willen worden, paste dit motief vele malen toe in zijn werk. De zaaier was dankzij Millet uitgegroeid tot een icoon van het zware landleven en stond volgens Van Gogh symbool voor het eeuwige. Deze studie is een aanzet tot werken die de beroemde kunstenaar later zou maken en die nog steeds inspireren.

Meer weten?

Over de brief: Website Van Gogh Brabant

Over deze tekening: Teio Meedendorp, Tekeningen en grafiek van Vincent van Gogh in de collectie van het Kröller-Müller Museum, Nijmegen 2007, pp. 55- 60.

Over ‘de zaaier’ en Van Gogh in Etten: Rebecca Nelemans, Ron Dirven, De Zaaier, Het begin van een carrière, Vincent van Gogh in Etten, Breda 2010.

Afscheid van Piet, Theo en Nelly

Theo en Nelly van Doesburg in het atelier van Piet Mondriaan, 1921. Collectie RKD, Archief Theo en Nelly van Doesburg

Na bijna drie jaar neem ik deze week afscheid als projectmedewerker De Stijl-archieven en collecties bij het RKD. Één van mijn laatste klussen daar was het invoeren van zo’n 3000 foto’s uit het archief van Theo en Nelly van Doesburg in RKDImages, waarvan bovenstaande een prachtig voorbeeld is. Afgelopen week heb ik bovendien samen met collega Wietse Coppes een vitrinetentoonstelling ingericht over het adresboek van Piet Mondriaan. De unieke adrespagina’s uit Mondriaans persoonlijke archief (de laatste aanwinst van het RKD) worden gecombineerd met portretfoto’s van de vele grote namen wiens adres hij noteerde. Een aanrader!

Vanaf volgende week starten mijn werkzaamheden voor Museum Meermanno en prof. dr. Saskia de Bodt t.b.v. een project over Nederlandse boekillustratoren 1900-nu. Binnenkort meer hierover.

Roland Holst-jaar

Richard Roland Holst, schetsontwerp voor portret gebrand glas, 1916. Litho op papier, 39,9 x 26 cm. Collectie Gemeentemuseum Den Haag

Zaterdag gaat het Roland Holst-jaar officieel van start in het Van GoghHuis Zundert. Een jaar lang zal alles in het teken staan van het bijzondere echtpaar Richard en Henriette Roland Holst en hun buitenverblijf nabij Zundert ‘De Buissche Heide’. Bij de tentoonstelling verschijnt een dik boekwerk geschreven door Elsbeth Etty, Carin Hereijgers, Lia Voermans, Lieske Tibbe en mijzelf.

De afgelopen twee jaar schreef ik ruim zestig teksten over de meest interessante gasten die de Buissche Heide bezochten. Van Johan Huizinga tot Charley Toorop en van F.M. Wibaut tot H.P. Berlage. Hun namen staan vermeld in het gastenboek dat de Roland Holsts bijhielden en dat de basis van mijn onderzoek vormde. Ik stelde me telkens de vraag: Wat was de relatie van deze bezoekers met het echtpaar Roland Holst? Wie waren zij zelf en is er nog informatie bekend over hun bezoek aan Zundert? Talloze citaten uit (onderlinge) correspondentie dienden als belangrijkste bron daarbij en zijn opgenomen in het boek. Daarnaast maakte ik een schema met daarin de namen van alle gasten en hun verblijfdata: dat zijn er zo’n tweehonderd in totaal. Het gehele onderzoek biedt aan de hand van het netwerk van de Roland Holsts een boeiend kijkje in het culturele, politieke en literaire leven van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Meer informatie over tentoonstelling, publicatie en het Roland Holst-jaar vindt u hier. En hier meer over het landgoed ‘De Buissche Heide’ dat onder beheer van Natuurmonumenten valt.

Penseelprinsessen en Broodschilderessen

Aletta Boelen, Schilderes met schilderskist, 1889. Tekening. Verblijfplaats onbekend (Afbeelding uit: Holland-Antwerpen: geïllustreerd gedenkblad ten voordeele van de slachtoffers der ramp te Antwerpen, Utrecht 1889.) Afbeelding collectie RKD (afkomstig uit legaat H.P. Bremmer 1956)

Vandaag promoveert RKD-collega Hanna Klarenbeek op haar proefschrift over de positie van kunstenaressen in de negentiende eeuw. Zij bewijst daarin dat het heersende beeld dat de kunstwereld voornamelijk een mannenzaak was grotendeels onjuist is. Vrouwen speelden wel degelijk een belangrijke rol in de kunstwereld en een groot aantal van hen volgde een opleiding aan de academie om vervolgens als kunstenares haar brood te verdienen. Deze kunstenaressen brengt Klarenbeek onder in de categorie ‘Broodschilderessen’. Een tweede groep vrouwen behoort tot de ‘Penseelprinsessen’: welgestelde dames die rondom het hof verbleven en – weliswaar onbezoldigd – maar zeker niet zonder succes schilderden.

De kunst van deze schilderessen, tekenaressen en beeldhouwsters is vaak vergeten en komt slechts sporadisch uit de depots van de Nederlandse musea tevoorschijn. De tentoonstellingen die bij Paleis het Loo (‘Penseelprinsessen’, 18 februari – 27 mei) en De Mesdag Collectie (‘Broodschilderessen’, 30 mei – 26 augustus) te zien zijn, bieden een uniek kijkje in dit kunstenaressenoeuvre uit museale en particuliere collecties. De bijbehorende publicatie Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913 verschijnt deze week bij uitgeverij Thoth.

Meer informatie

Rik en Jet Roland Holst & de Buissche Heide

Henriette en Richard Roland Holst voor de Angorahoeve op de Buissche Heide, 1924. Foto uit: Het Boek van de Buissche Heide, p. 41. Collectie Letterkundig Museum Den Haag
Zestig jaar na de dood van Henriette Roland Holst, ‘Neêrlands grootste dichteres’, organiseren het Vincent van GoghHuis en Natuurmonumenten in 2012 een speciaal Roland Holst Jaar. Onderdeel vormen een expositie, een boek, een film en tal van activiteiten op haar landgoed de Buissche Heide. Het Roland Holst Jaar in Zundert sluit aan bij het landelijke themajaar van de Historische Buitenplaats.
Tentoonstelling
De start vindt plaats in maart 2012 met de tentoonstelling ‘Het boek van de Buissche Heide – Henriette & Richard Roland Holst’ in het Vincent van GoghHuis. Uitgangspunt van deze expositie vormt het gastenboek van Roland Holst, uit de collectie van het Letterkundig Museum, waarin de namen van alle beroemde gasten staan genoteerd en de gebeurtenissen op het landgoed in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarnaast staan de levens en werken centraal van dichteres en politica Henriette Roland Holst en kunstenaar Richard Nicolaüs Roland Holst. Bovendien wordt Richards rol uitgelicht als een van de eerste promotors van Van Goghs werk in Nederland.
Boek en documentaire
Bij de tentoonstelling verschijnt het gelijknamige boek met bijdragen van Elsbeth Etty, Carin Hereijgers, Lia Voermans, Lieske Tibbe en Annemiek Rens. Door producent Digna Sinke en regisseur Annette Apon wordt in de loop van het jaar een documentaire gerealiseerd over Henriette Roland Holst: ‘Droom en daad’. Omroep Brabant treedt op als mediapartner en de productie wordt ondersteund door Eye Film Instituut, Mediafonds en Nederlands Filmfonds.
Activiteiten
Door het jaar heen organiseren het Van GoghHuis en Natuurmonumenten tal van activiteiten op de Buissche Heide, varierend van theatervoorstellingen, lezingen, natuurexcursies en literatuurevenementen. VVV Zundert stelt met medewerking van Stichting Rotor het programma samen en biedt in samenwerking met Natuurmonumenten verschillende arrangementen aan. Daarvoor zijn de Herenkamer (gastenverblijf) en het weer gerestaureerde atelier van Richard Roland Holst beschikbaar.De ‘artist-in-residence’ van het Van GoghHuis zal dit jaar in het teken staan van Roland Holst en mogelijk worden aangevuld met een ‘writer-in-residence’. Met het Brabants Kenniscentrum Kunst en Cultuur (BKKC) en Erfgoed Brabant worden voorbereidingen getroffen voor een Landkunst project op de Buissche Heide. Aan studenten van de Bredase kunstacademie St Joost en Corsoacademie Zundert wordt eveneens inbreng gevraagd.
2012 Roland Holst Jaar wordt mogelijk gemaakt dankzij de Mondriaan Stichting, SNS Reaalfonds, Prof. Dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt Fonds, Stichting Gifted Art, Hendrik Muller Fonds, Gijzelaar Hintzenfonds en de Stichting Schone Kunsten rond 1900.
>> binnenkort meer over dit project op moderne meesters

Logeren bij Rik en Jet op de Buissche Hei

Het atelier van Richard Roland Holst op de Buissche Heide, gebouwd door Margaret Staal-Kropholler. Op de foto is onder andere kunstenares Ali Goubitz te zien, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op de Buissche Hei verbleef. Het Boek van de Buissche Heide 1943, p.111.
Wie behoorde tot de vrienden- of kennissenkring van Richard en Henriette Roland Holst mocht zich gelukkig prijzen. Bij de vriendschap hoorde een leuk extraatje: de zomers in het buitenverblijf op de Oude Buissche Hei nabij Zundert en Achtmaal.
In de bossen aldaar hielden de Roland Holsts retraite maar tegelijkertijd open huis, waardoor de helft van kunstzinnig, literair en politiek Nederland in augustus voor een paar dagen of langer naar het landgoed ten zuiden van Breda afreisde. Allen schreven hun naam in het gastenboek. Om maar een paar bezoekers te noemen: Herman Gorter, H.P. Berlage, Theo van Hoytema, Jan Veth, Johan Huizinga, Jef Last, Charley Toorop, Arthur van Schendel en natuurlijk neef Jany (Adriaan Roland Holst). Het landgoed wordt in 1945 door schrijfster en politica Henriette Roland Holst-van der Schalk (1869-1952) aan Natuurmonumenten overgedragen. Zij zal er echter tot in het laatste jaar van haar leven genieten van de rust en bosrijke omgeving.
Het onlangs door een aangestoken brand volledig verwoeste atelier van Richard Roland Holst (1868-1938) zal gelukkig weer opgebouwd worden. Het gebouwtje is één van de prachtigste voorbeelden van de Amsterdamse School-architectuur en werd in 1919 gebouwd door Nederlands eerste vrouwelijke architect Margaret Staal-Kropholler (1891-1966). Het gebouw moest een toevluchtsoord worden waar Rik ongestoord aan zijn opdrachten kon werken. Dat hij tevreden was blijkt wel uit woorden in een brief naar Jany: ‘Ik zit vandaag voor ’t eerst op mijn atelier, je hebt geen idee hoe lief ’t is, ’t kamertje op ’t zuiden met ’t mooie verre uitzicht is een ideaal kajuit van een schip dat toevallig op een prachtige plek vastgemeerd is, het groote geheel witte atelier dat vrij leeg is doet denken aan een mooie consistoriekamer. Je oompje zit er fijn, en ik ben zedelijk verplicht om er minstens nog 20 jaar actief en vruchtbaar te werken.”[1]
Riks atelier zal opnieuw als toevluchtsoord voor kunstenaars gaan dienen. Het interieur wordt historisch verantwoord ingericht met het doel er kunstenaars in te huisvesten. Die moeten op hun beurt dan wel een gedicht, schilderij of ander kunstwerk dat ze maakten op het landgoed achterlaten. In het voorjaar van 2012 organiseert het Vincent van GoghHuis in Zundert bovendien een tentoonstelling over Richard en Henriette Roland Holst en hun landgoed de Buissche Heide als ontmoetingsplaats. Bij de expositie zal een omvangrijk boek verschijnen waarin ik het netwerk van gasten in kaart breng in een groot aantal biografieën. Over de tentoonstelling en de publicatie binnenkort meer.
Noten en literatuur:
[1] A. Roland Holst, Briefwisseling met Richard en Henriëtte Roland Holst, Amsterdam 1990, p. 145. Brief van RRH aan ARH, 16 juli 1917.
Zie ook over het restauratieproject en de opvolgende brand:
Dit is een aangepaste versie van een artikel dat eerder verscheen op www.rond1900.nl [27 januari 2011]

De uitzonderlijkste zonderling van het Gooi: Schedelmeter Alfred Waldenburg

Annie Bruin, Portret van Alfred Waldenburg, de ‘schedelmeter’. De tekening wordt afgebeeld in Heyting, p. 172. (overige gegevens onbekend)

 

 

Het zou je maar overkomen. Als willekeurige wandelaar in Amsterdam op straat door een zonderling aangesproken worden die vraagt of hij je schedel op mag meten. De mensen in Laren en Blaricum keken er al niet meer van op. Zij waren bekend met de Duitse ‘schedelmeter’ en antropoloog Alfred Waldenburg (Berlijn 1873-1942 Laren) die er een hut bewoonde en bovendien zat het hele Gooi rond de eeuwwisseling van de twintigste eeuw vol met excentriekelingen.

Illustratrice Rie Cramer schrijft erover in haar memoires: “Ja, wij amuseerden ons kostelijk met die vreemde figuren in dit Hollands Ascona! Met de ‘schedelmeter’, altijd in ’t wit, met een aktentas onder zijn arm – voor zijn passers, denk ik – die bij alle mogelijke mensen vroeg hun schedel te mogen meten (wij zijn helaas nooit in aanmerking gekomen) en heel nauwkeurig en ernstig alle gegevens noteerde, – waarvoor weet ik niet.”[1] En Cramer was niet de enige die zich dat afvroeg: “Iedereen kende hem en niemand wist iets van hem” schrijft men in de necrologie die in Het Joodsche weekbladverscheen naar aanleiding van Waldenburgs overlijden in 1942. Men omschrijft hem als “een gebogen figuur, een interessant gezicht met doorborende oogen en zwarten baard; altijd een pakje onder zijn arm, ook als hij een parapluie droeg. Hij voerde in dat pakje zijn ‘meet-apparaat’ mee.”[2] Een portret van Annie Bruin toont de schedelkundige in al zijn eigenaardigheid.
Alfred Waldenburg mag dan wel het voorkomen en gedrag van een landloper hebben, toch kwam hij uit een familie van geleerden te Berlijn. Zijn vader was de uitvinder van een zuurstofapparaat en zijn oom de geneesheer-directeur van het eerste tbc-sanatorium te Davos. Ook aan moederszijde waren er geleerden en verschillende rabbijnen. Zoon Alfred Waldenburg promoveerde tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift over de schedels van óf doofstommen en blinden óf Hallig-Friezen, daarover verschillen de bronnen.[3] Ook beschreef hij zijn bevindingen over de blondheid van Joden. Een nieuw onderzoek bracht hem voorgoed naar Nederland waar hij de Portugese Joden in Amsterdam, maar daarnaast tevens alle mogelijke voorbijgangers, aan zijn schedelmetingen wilde onderwerpen. Het ‘frenologisch’ onderzoek waar hij zeker veertig jaar mee bezig is geweest kreeg geen eindresultaat. Na zijn dood zijn vele grote stapels vellen met schedelmaten in zijn kluis gevonden.
Waldenburg kwam in 1909 naar Amsterdam en betrok in 1913 een hutje op de Blaricumse hei. Aangezien hij geen geld had voor de reis, trok hij meestal te voet naar Amsterdam. De nacht bracht hij dan vaak door in een telegraafkantoor in de stad waar hij de bedienden lastig viel met zijn proefschrift, waarvan hij altijd enkele exemplaren bij zich had om voor 40,50 gulden te verkopen. Als nachtbraker dreef hij de eveneens in Laren wonende dichter Victor E. van Vriesland ook vaak op hol. Van Vriesland vertelde over de nachten dat Waldenburg hem stoorde bij zijn werk (de dichter schreef ’s nachts) door aan te komen lopen. De schedelkundige was vervolgens niet meer weg te krijgen, hij zat dan onderuitgezakt in een leunstoel en vroeg om eten en drinken. Ook maakte hij gebruik van de wasgelegenheid van Van Vriesland en waste zich dan met het desinfectiemiddel Lysol, waardoor het huis nog dagenlang stonk.[4]
Met zijn vreemde voorkomen en zijn lijzige, vermoeiende stem was Alfred Waldenburg veelvuldig het mikpunt van grappenmakerij. Hij was een regelmatig bezoeker van Het Honk, de voorloper van kunstenaarssociëteit De Kring te Amsterdam: een plaats waar kunstenaarsvolk zich ophield. Toneelspeler Coen Hissink hield de schedelmeter eens goed voor de gek door zich, blijkbaar zeer overtuigend, te verkleden als de dichter J.K. Rensburg. Rensburg en Waldenburg hadden regelmatig ruzie en de verklede Hissink probeerde Waldenburg dan ook uit de tent te lokken met zijn imitatie. Dezelfde Hissink leidde de frenoloog eveneens een keer goed om de tuin, door een zogenaamd ‘nieuw meetinstrument’ te presenteren. Waldenburg trapte erin en liet zich letterlijk in de boeien slaan. De komiek vertrok met de sleutel en keerde pas na enkele uren terug om de arme man te bevrijden.[5]
Ook op latere leeftijd zag men Alfred Waldenburg, weliswaar gebogen en voetje voor voetje schuifelend, met het pakje onder zijn arm nog steeds door Laren wandelen. Een koude nacht niet stoken werd hem fataal, hij werd op 7 februari 1942 doodgevroren in zijn huisje aan de Tafelbergweg in Laren aangetroffen.
Alfred Waldenburg, Portret van Piet Mondriaan, 1909, Foto. Bron: http://www.pietmondrian.org/piet-mondrian.php
Naast de ooggetuigenverhalen die in dit stuk geciteerd worden, kennen we Waldenburg op de dag van vandaag vooral door de prachtige foto die hij van kunstenaar Piet Mondriaan maakte in 1909. Men ziet Mondriaan poserend voor Waldenburgs onderzoek waarbij de lengte van de handen iets zou zeggen over de bouw van de schedel.[6]
Noten:
[1] Cramer, p. 112.

[2] Het Joodsche weekblad.
[3] Zie enerzijds Het Joodsche weekblad en anderzijds Heyting, p.173.
[4] Van Vriesland, pp. 72-74.
[5] Dekker, pp. 117-128.
[6] Heyting, 173.
Literatuur:
‘Dr. A. Waldenburg †’, Het Vaderland: Staat- en letterkundig nieuwsblad, Den Haag 10 februari 1942.
‘Dr. A. Waldenburg overleden’, Het Joodsche weekblad, Amsterdam 13 februari 1942.
Maurtis Dekker, Amsterdam bij gaslicht, Utrecht/Antwerpen 1949.
Rie Cramer, Flitsen, Den Haag 1966.
V.E. van Vriesland, Herinneringen verteld aan Alfred Kossmann, Amsterdam 1969.
Lien Heyting, De wereld in een dorp: schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920 , Amsterdam 1994.
Gepubliceerd op: www.rond1900.nl [23 december 2010]

De Wereldtentoonstelling in 1900

Het Finse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs, 1900, interieur. National Board of Antiquities, Helsinki

Het Geschiedeniskanaal van de VPRO besteedt op haar website kort aandacht aan de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900. Maar liefst 47 miljoen mensen bezochten het evenement dat voor de vijfde maal in Parijs werd georganiseerd en waarbij onder andere voor het eerst geluidsfilms en roltrappen getoond werden. Blikvanger van het Nederlandse paviljoen was het eierschaalporselein van Plateelbakkerij Rozenburg. Unieke filmbeelden zijn te bewonderen op: http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/37535431/

Fins Paviljoen

Het paviljoen van de Finnen kreeg fresco’s van kunstenaar Akseli Gallen-Kallela (1865-1931) die volksverhalen uit het nationale epos Kalevala uitbeeldden. Finland wilde bij deze gelegenheid bovenal uitdragen dat het een eigen cultuur en identiteit had ten opzichte van de Russische overheerser. Op de foto zien we het verhaal Ilmarinen ploegt de slangenakker dat in dit werk symbool is voor het Finse verzet. De slangen met de kleuren van de Russische vlag worden zonder genade verpletterd door de onsterfelijke smid Ilmarinen. Je zou denken dat de Russische buurman not amused zou zijn, maar ondanks hun overduidelijke boodschap waren Gallen-Kallela’s schilderijen eveneens vertegenwoordigd in het paviljoen van Rusland.
Het paviljoen werd in 1901 afgebroken maar de fresco’s zijn tegenwoordig te bezichtigen in het Nationaal Museum te Finland waar ze in de koepel zijn nageschilderd [informatie Jalf Flach].

Literatuur: Patty Wageman, David Jackson (red.), Akseli Gallen-Kallela, De Magie van Finland, Groningen (Groninger Museum) 2006.

Gepubliceerd op: http://www.rond1900.nl [4 augustus 2010]

Een Turksch Avondfeest

De feeststoet die de bruid van den Sultan vergezelde

Als onderzoeker van de Nieuwe Kunst kom je regelmatig documenten tegen die je een aardig kijkje geven in het kunstenaarsleven rond 1900. Een collega wees me laatst op een wel heel gezellig artikeltje met daarbij foto’s waarop mijn kunstenaar van aandacht stond afgebeeld in een Turks gewaad in het gezelschap van een enorme olifant..

We gaan even terug in de tijd naar zomaar een avond in het Amsterdam van 1908. Wandelaars die zich toevallig in de buurt van Hotel American begaven zullen vreemd opgekeken als ze het waagden een blik naar binnen te werpen. Kunstenaarsvereniging Sint Lucas gaf er wederom één van haar vermaarde themafeesten. Het weekblad Het Leven: Geïllustreerd schreef een zeer beeldend verslag van deze avond vol Oostersche weelde:

’t Was nog vóór de Sultan [Voorzitter C. Breitenstein], minzaam groetend was binnengetreden en, tusschen de rijen der prachtig uitgedorschte feestelingen en bevallige Turksche schoonen door, op zijn troon was toegetreden, dat de grootvizier met belgelui de aandacht der aanwezigen tot zich trok, om allen kond te doen wat eigenlijk dit schitterende avond te beduiden had.
En daar hoorden we dan dat de jonge bruid van den Sultan [de vrouw van de voorzitter] voor diens troon geleid zou worden om aan haar heer en gebieder te worden voorgesteld. Want al was het politieke evenwicht in den Balkan ook verstoord, de Heilige maand Ramadan gaf toch, zie hij – en daarmee gaf hij blijk niet al te best met de voorschriften van den koran op de hoogte te zijn – steeds gelegenheid te over om te feesten.
Enfin, feest gevierd wèrd er, en al zullen heusche Turken dat wel in de allerlaatste plaats in de heilige maand doen, hier kwam het er zoo nauw niet op aan.

‘t Was een schitterende stoet met al die bont gekleede mannen, die sierlijke vrouwen, wier gitzwarte, fonkelende oogen door de dunne sluiers heen lichtten. En midden in den stoet hobbezakte zwaar een logge olifant, gevoerd door een kornak, die zijn dof trom-gebom begeleidde met sleepend zangerige tonen. ’t Was een wèl-gevormde olifant, die goed zijn natuurgenooten in Artis had bestudeerd en dan ook even dreinerig stond heen en weer te wiegen als deze, even gewillig luisterde naar den baas, hier den kornak, die in vloeiend Turksch het dier allerlei lieflijke naampjes gaf.

En wat er verder gebeurde op het feest? Er werd gedanst en er werd gezongen, er werden levende beelden gegeven en er werd gesoupeerd op z’n Turksch en…
Of het laat is geworden?
De kornak kwam ’s morgens om vijf uur thuis… zonder olifant… die was in tweeën gevallen.[1]

[1] Passages uit: ‘Een Turksch Avondfeest’, Het Leven: Geïllustreerd 27 november 1908, pp. 1508-1509.

Gepubliceerd op: http://www.rond1900.nl/ [28 juli 2010]