Bilder Bergen

Rosa Loy, Mutmaßung, 2013, caseïne op doek, 130 x 170 cm. Foto: Uwe Walter, Berlin, ©Rosa Loy, VG Bildkunst

Enkele maanden geleden had ik het geluk om samen met een collega kunstenares Rosa Loy te ontmoeten in haar atelier in de Spinnerei in Leipzig. Niet alleen bewonderden we haar indrukwekkende werken, maar ook mochten we een kijkje nemen bij het atelier van haar buurman: Neo Rauch. Loy en Rauch vormen een inspirerend kunstenaarsechtpaar wiens werken je blijven intrigeren. Het werk van Rosa is vanaf morgen te zien in het Drents Museum!

In de tentoonstelling Bilder Bergen staan de schijnwerpers op circa 40 schilderijen van Loy uit de periode 2007 tot en met 2016. Neo Rauch verzorgt de officiële opening op zaterdag 23 september. Binnen het bijzondere oeuvre van Rosa Loy (Zwickau, 1958) heersen eigen wetten en gewoontes. Voornamelijk vrouwen en fantasiefiguren bevolken haar schilderijen in uiteenlopende landschappen, die zich uitstrekken van het ondergrondse tot voorbij het oneindige. Behalve in haar onderwerpkeuze is ook de schildertechniek van Loy en de manier waarop zij verf gebruikt opmerkelijk. Loy gebruikt melkeiwit en pigment, dat de mogelijkheid biedt om een zeer groot scala aan kleuren te creëren.

In de wereld van Loy lijkt alles mogelijk
Al decennia lang werkt Rosa Loy als kunstenaar aan een oeuvre waarin de vrouw centraal staat. Zelden zijn er mannen te zien in haar werk en als ze al afgebeeld zijn, zijn ze klein gehouden. De vrouwen in haar werk bevinden zich doorgaans in situaties die op zijn minst merkwaardig genoemd kunnen worden. In de wereld van Rosa Loy lijkt namelijk alles mogelijk. Zo luistert een vrouw naar een vlinder die fluistert in haar oor terwijl een kabouter uit een pop onder de grond kruipt en plant een andere vrouw bollen met een gezicht in de grond. Op een ander schilderij valt een vrouw door een gat in de vloer omlaag in een andere ruimte waar vreemde planten groeien en beelden staan.

Natuur als inspiratiebron
Mens en natuur staan in de schilderijen van Rosa Loy zo dicht bij elkaar dat ze soms letterlijk met elkaar vergroeid zijn. Deze wereld van vrouwen en planten, met zijn metamorfosen, vergroeiingen en onlogische combinaties, ligt het dichtst bij een fantasie- of droomwereld. Rosa Loy studeerde tuinbouwkunde en kent daarom de plantenwereld op haar duimpje. De grote tuin met planten en bloemen bij haar huis is een bron van inspiratie.

https://drentsmuseum.nl/nl/tentoonstellingen/rosa-loy

Into Nature

natuur4

Als onderdeel van Into Nature art expedition, het unieke kunstevenement dat afgelopen zomer in Drenthe plaatsvond, was in het Drents Museum een solotentoonstelling te zien van de Amerikaanse kunstenaar Mark Dion. Klapstuk was deze enorme vogelkooi van 6 x 6 meter met levende vogels die de Abdijkerk van het Drents Museum met hun vrolijke gezang vulden.

Relatie tussen de mens en zijn omgeving
Voor deze tentoonstelling heeft de Amerikaanse kunstenaar meer dan 7.000 objecten samengebracht in een bijna onuitputtelijke diversiteit aan curieuze, bizarre, grappige maar ook verontrustende zaken. In Concepts of Nature is een afwisselende tocht langs natuurhistorische laboratoria, museumdepots en mysterieuze jachtgebieden gecreëerd. Mark Dion: ‘Ik heb mijn hele leven dingen verzameld. Veel kinderen hebben de drang om te verzamelen en te organiseren. Sommige mensen hebben dat en raken het kwijt. Anderen hebben het en houden het vast. Ik denk dat ik het nooit ben kwijtgeraakt!’

De kunstenaar Mark Dion
Al vroeg ontwikkelde Mark Dion (VS, 1961) een passie voor het verzamelen, die hij tot op de dag van vandaag voortzet. In 1997 en 1999 veroorzaakte hij een wereldwijde sensatie met zijn spectaculaire quasi-archeologische onderzoek van het Canal Grande in Venetië ter gelegenheid van de Biënnale, en, twee jaar later, van de Theems in Londen. Zijn werk bevindt zich niet alleen in prominente collecties van internationale musea zoals het MoMA, het Perez Art Museum in Miami en het Museum Ludwig in Keulen, maar ook in de publieke ruimte.
Meer Into Nature in het Drents Museum.

Into Nature
Van 2 juli tot en met 18 september 2016 was Drenthe het podium voor een uniek kunstevenement: Into Nature art expedition. Op de ruim 40 kilometer lange kunstroute door het Drentse landschap waren op zestien locaties werken te bekijken van landelijk en internationaal bekende kunstenaars. Het Drents Museum werkte hiervoor samen met Museum De Buitenplaats in Eelde, Kunst in Kolderveen (KiK) en Kunst & Cultuur Drenthe.

Focus on Nature – Theo Goedvriend toont dat ieder onderdeel van de natuur een rol speelt bij het proces van groei, bloei en verval. Locatie: Drents Museum.
Manipulation of Nature – Sjoerd Buisman focust zich op de geconstrueerde natuur. Locatie: Daktuin Drents Museum
Participating in Nature – het Kroatisch/Oostenrijkse kunstenaarscollectief Numen/For Use bouwt tussen de bomen een spectaculaire installatie van tape. Locatie: Gouverneurstuin.
Voor meer informatie over Into Nature art expedition: www.intonature.net

Into Nature art expedition

Into Nature

De mens ordent, interpreteert en manipuleert de natuur. Zij geeft haar vorm naar een heersend idee in de tijdsgeest, naar een maatschappelijke situatie of een wetenschappelijk inzicht. Het landschap is hierdoor voortdurend in transitie.

De kunstroute van Into Nature speelt in op die veranderlijkheid van de natuur. In de zomer van 2016 nodigen we je uit op expeditie te gaan in het landschap van de Drentsche Aa. Het pad verbindt kunstinstellingen met twaalf andere bijzondere locaties, waar kunstenaars zich laten inspireren door de historie, de ontwikkeling en de toekomst van de plek waar ze zich bevinden. Samen met de kunstenaars ontdek je hoe de mens zich verhoudt tot haar natuurlijke omgeving.

Meer info over programma en locaties van deze spannende eerste editie van Into Nature: www.intonature.net

‘Ik schilder en weet niet wat het gaat worden.’

Jan Roëde, De onbekende wacht bij het bloemstuk, 1993, olieverf op doek, 81 x 100 cm, collectie Drents Museum, schenking Jan Roëde Stichting
Jan Roëde, De onbekende wacht bij het bloemstuk, 1993, olieverf op doek, 81 x 100 cm, collectie Drents Museum, schenking Jan Roëde Stichting

Het Drents Museum heeft van de Jan Rde Stichting een omvangrijke schenking schilderijen en tekeningen ontvangen. Dit werk van kunstenaar Jan Roëde (1914-2007) is vanaf 19 januari te zien in de kabinetten Hedendaags Realisme.

Roëde schildert de wereld om zich heen met uitbundige kleuren, een vleugje humor en soms een beetje melancholie. Met veel fantasie ontsnapt hij in zijn werken even aan het alledaagse bestaan. Roëde is eigenlijk reclametekenaar maar kiest in 1941 voor het vrije kunstenaarschap. Zijn inspiratie vindt hij in Parijs bij de kunst van Matisse, Miró en Klee maar ook bij de École de Paris. Net als het werk van zijn tijdgenoten van Cobra doen zijn werken aan kindertekeningen denken. Alle regels en tradities worden overboord gegooid ten behoeve van zoveel mogelijk spontaniteit en eenvoud. ‘Ik schilder en weet niet wat het gaat worden’, zegt hij zelf. Roëde wordt gevraagd, maar besluit zich niet bij Cobra aan te sluiten. Hij wil onafhankelijk blijven en trekt zijn eigen plan in de Haagse kunstwereld. Zijn werk wordt ook wel tot de Nieuwe Haagse School gerekend.
Bij de expositie verschijnt de publicatie Jan Roëde. Keuze uit het werk. Deze is verkrijgbaar in de Museumshop.

Op en top Russisch

Faberge
Miniatuur paasei met spinnen, 1896-1908 door Karl Fabergé en Friedrich Köchli, van goud, diamant en saffier, collectie Liechtensteinisches Landesmuseum, Vaduz

Dit prachtige art nouveau eitje van goud met spinnen in diamanten en saffieren is slechts 2 cm hoog! Het is een van mijn persoonlijke favorieten uit de fantastische collectie Russische paaseieren die vanaf nu in het Drents Museum te zien is. De afgelopen maanden kreeg de tentoonstelling Kostbare eieren uit het Tsarenrijk vorm. Maar liefst 130 topstukken uit Liechtenstein reisden naar Assen en worden daar in een schatkamer-sfeertje gepresenteerd. Voor het eerst buiten het vorstendom én voor het laatst, want ze worden vanaf volgend voorjaar permanent geëxposeerd in Vaduz. Het beroemde Appelbloesem-ei van Fabergé is het absolute topstuk van de tentoonstelling. In combinatie met de unieke Malevich-tentoonstelling volop reden om deze winter een bezoekje te brengen aan het Drents Museum!

Publicatie bij de tentoonstelling

www.drentsmuseum.nl

 

Alleskunners rond 1900

002_Klok
G.H. Lantman, Pendule, 1920, Tombak, email (wijzerplaat), 38 x 25 x 11 cm, Collectie Drents Museum, Assen

Wat is het toch fijn dat er een museum is voor de alleskunners rond 1900, vaak vergeten, maar ‘herontdekt’ door de Stichting Schone Kunsten rond 1900 (SSK) en het Drents Museum. George Henri Lantman (1875-1933) is er één van, een kundig edelsmid van de Amsterdamse School. Wat kon deze man niet maken van tombak (een legering van koper en zink), zilver en felgekleurd email in rood, blauw en groen. Of Nieuwe Kunst-kunstenaars als Georg Rueter, Gerrit Willem Dijsselhof, Theo Nieuwenhuis, Chris Lebeau en Jac van den Bosch. Ensembles van het veelzijdige werk van deze vijf kunstenaars vormen de basis voor de SSK-jubileumtentoonstelling ‘Schat aan Schoonheid’, samen met een kleine overzichtstentoonstelling van het werk van Lantman nu te zien in Assen: www.drentsmuseum.nl

Woudakoestiek

Boomklauwen
Gust van de Wall Perné, Boomklauwen, 1905, Aquarel en pastelkrijt op papier, 28 x 47 cm, particuliere collectie.

Deze week ontving ik een pakketje uit het oosten van het land met het album Habitat en op het begeleidende kaartje de enthousiaste woorden ‘Gust rocks!’. En dat doet hij zeker in de muziek van Alvenrad, gecomponeerd en uitgevoerd door het duo Mark Kwint en Jasper Strik. Zij laten zich in hun muziek inspireren door de schilderijen en Veluwsche sagen van Gust van de Wall Perné (1877-1911). Met prachtige symbolische titels als Woudakoestiek, Verweven klauwen en Zwartwildernis verschijnen de werken van Van de Wall Perné als vanzelf op je netvlies en wordt je meegesleept in het mystieke landschap van hei en bos. 

‘Achter don’kre horizonten van Europa’s woudgewelf,
Een uitvaart, dieper dan de schaûw, volstrekt in het jaar ’11.
Aan de opgang van ’t gestamte speelt een herinnering der dag;
Tragiek der laatste stralen, sterkt het woud met wild bejag.’

Aldus een passage uit het nummer 1911, duidelijk verwijzend naar het sterfjaar van Van de Wall Perné (die slechts 34 werd) en gecombineerd met klanken uit Gustav Mahler’s Zevende Symfonie. Het nummer sluit af met de veelzeggende woorden:

‘100 jaren na uw dood
Hoor ik uw Symphonie
Avondlandse lotgenoot,
Ontsteek uw zegevuren!
Voor altijd in mijn hart vergood,
Maakt mij uw evenknie.
O zegevierend morgenrood
Der stille ochtenduren!’

Er is licht en hoop in de duisternis. 100 jaar na dato weet Van de Wall Perné nog steeds te inspireren!

Meer over Mark en Jasper & Van de Wall Perné in een eerdere blog hier en meer over de muziek van Alvenrad en het album bestellen hier.

Joost Bakker: Platform

JoostBakker-playknop-website

Dapiran Art Project Space presenteert van 12 april tot en met 31 mei de tentoonstelling Platform van Joost Bakker. Bakker zal in deze intieme tentoonstellingsruimte de nadruk leggen op een lichtanimatie en toont daarnaast een aantal nieuwe werken op papier.

Eindigheid en de daaraan verbonden oneindigheid spelen een belangrijke rol in zijn werk. Bakkers fascinatie voor dit fenomeen uit zich zowel in de inhoud als in de vorm van zijn werken. In de animatie Tijdlozer bijvoorbeeld lijkt een zwevende maar aangelijnde figuur eindeloos de tijd te verdrijven.

Zijn werk bestaat uit verschillende media, waarbij tekeningen en ‘levende tekeningen’ – schijnbaar eindeloze animaties – de boventoon voeren. De tekeningen variëren van architectonische illusies zoals de Platform-serie tot zuivere lijntekeningen als Between a Thought en kenmerken zich door ingetogenheid en precisie.

Een bijzondere plaats binnen zijn oeuvre tot nu toe, nemen zijn tot leven gebrachte lichttekeningen in. Deze vluchtige en ongrijpbare lichtanimaties laten zich het best omschrijven als een poëtische vertaling van de lichtplekken die de zon, maan of lampen van passerende fietsers en auto’s op de muren projecteren. Ondanks hun subtiliteit en de voor Joost Bakker kenmerkende kalme bewegingen, dwingen deze levende lichtkarakters op wonderlijke manier de aandacht af. Hij weet een moment in de tijd te grijpen waardoor een gevoel van tijdloosheid ontstaat.

Joost Bakker (1977) studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem en voltooide vervolgens in 2006 de Master Fine Arts aan het Sandberg Institute in Amsterdam. Sindsdien heeft hij op diverse plekken in Nederland geëxposeerd waaronder Museum Jan Cunen in Oss, Museum Gouda en De Ketelfactory te Schiedam. Ook werden en worden zijn ‘levende tekeningen’ op veel plaatsen getoond zoals onder andere het Centre Pompidou in Parijs, Drawing Center in New York en Caixa Forum in Madrid.

www.dapiran.nl

www.joostbakker.info

IMG_7461 IMG_7460 IMG_7464 IMG_7462

Attached & Apart

Choi-Wong-Artists04
Choi Wong, Between #3 (Human Bonding), detail, 20,3 x 15 cm (box), gevonden fotografie en draad, 2013. Courtesy Dapiran Art Project Space en de kunstenaar.

Een tijdje geleden schreef ik over het werk van Choi Wong (lees hier terug). Dapiran Art Project Space, een nieuw kunstinitiatief op een prachtig plekje in Utrecht, organiseert vanaf 14 december a.s. de eerste solotentoonstelling van deze bijzondere kunstenares. Zeer de moeite waard om te gaan kijken: én naar het veelal nieuwe werk van Choi én naar de galerie van Cathelijne Dapiran. Meer info hieronder. 

Choi Wong – Attached & Apart
14.12.2013 t/m 08.02.2014
Opening: zaterdag 14 december, 16:00 uur

Het nieuwe, Utrechtse kunstinitiatief Dapiran Art Project Space presenteert met trots de eerste solotentoonstelling van Choi Wong: Attached & Apart. De intieme overzichtstentoonstelling met een groot aantal nieuwe werken, is te zien van 14 december 2013 t/m 8 februari 2014.
Choi Wong onderzoekt haar relatie tot mensen en groepen en verwerkt haar analyses op een haast mathematische manier. Op gevonden, oude zwart-wit foto’s die voor haar een zekere nostalgie verbeelden of een juiste spanning in zich dragen, borduurt ze lijnen en cirkels. Het vormenspel van de draden kan binden of scheiden, relaties en onderlinge patronen benadrukken of in dicht geweven vorm juist een leegte projecteren.
Op deze wijze geeft Choi Wong haar visie weer op het complexe spel van verbondenheid en afzondering tussen haar en de afgebeelde personen en objecten die deze thema’s vertolken, of tussen mensen onderling. Het zijn deze onzichtbare en ongrijpbare structuren die zij wil blootleggen en wil begrijpen. In haar kleine, fragiele werken bespreekt ze zodoende existentiële thema’s als de universele, menselijke behoefte tot sociale integratie of dominantie en onderdanigheid.

Choi Wong (Hong Kong, 1981) studeerde in 2008 af aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) richting Graphic Design. Tijdens haar studie raakte ze gefascineerd door found footage fotografie. Haar afstudeerproject behelsde een zoektocht naar ultiem familiegeluk in een serie gevonden foto’s van de familie Kees. Sindsdien is haar focus steeds meer verschoven naar het maken van vrij werk, al blijft grafisch ontwerp voor haar wel het beste middel om de zaken die ze onderzoekt te ordenen en te analyseren.

Dapiran Art Project Space is een recent geopende ruimte voor hedendaagse kunst in een hoekpand met een rijke geschiedenis, in de binnenstad van Utrecht. De ruimte balanceert tussen een kunstprojectruimte en galerie, door naast het representeren en promoten van veelal jonge kunstenaars, ook veel ruimte te bieden voor experiment en bijzondere activiteiten.

www.dapiran.nl

Zoektocht naar schoonheid

Jan Sluijters (1881-1957) Portret van Greet Ongedateerd Krijt en aquarel op papier Collectie Drents Museum, langdurig bruikleen particuliere collectie
Jan Sluijters (1881-1957)
Portret van Greet
Ongedateerd
Krijt en aquarel op papier
Collectie Drents Museum, langdurig bruikleen particuliere collectie

‘Zoektocht naar schoonheid. Schetsen en schetsboeken uit eigen collectie’ in het Drents Museum.  

08-10-2013 tot en met 09-03-2014

De collectie kunst 1885-1935 omvat een ongewoon omvangrijke collectie van honderden schetsen en schetsboeken. Voor een groot deel zijn ze afkomstig uit de ateliernalatenschappen die dankzij de Stichting Schone Kunsten rond 1900 (SSK 1900) in het Drents Museum worden bewaard.  Van 8 oktober 2013 t/m 9 maart 2014 nemen we u mee in de zoektocht van de kunstenaar naar schoonheid. Er is werk te zien van o.a. Jan Sluijters, Gerrit Willem Dijsselhof, Leo Gestel en Piet Mondriaan.

Schetsen geven ons een kijkje in de keuken van de kunstenaar. Het zijn ‘gedachtenflitsen’: vaak is het alsof je getuige bent van het ontspruiten van een idee in het brein van de kunstenaar. Veel meer dan een schilderij waaraan laag voor laag gewerkt is, tonen schetsen ons de hand en de virtuositeit van de kunstenaar. In schetsen kan immers niets verhuld worden.
De hier gepresenteerde schetsboeken en schetsen (uit schetsboeken gescheurd of op losse bladen) tonen ideeën voor nieuwe werken en een scala aan motieven voor later gebruik. Er zijn reisschetsen, dieren, landschappen, figuurstudies en portretten, maar ook enkele ontwerpen voor toegepaste kunst te zien. Sommige schetsen zijn zelfbewust en gesigneerd, andere zijn razendsnelle notities om het geziene niet te vergeten.

Vanaf 8 oktober te zien in het Drents Museum

Meer info

Levende tekeningen van Joost Bakker

First eye view

Eerder schreef ik al over de geweldige tekeningen van Joost Bakker. Joost liet ze me voor de eerste keer zien in CODA op zijn telefoon. Sindsdien volg ik zijn werk. Deze maand zijn enkele van zijn levende tekeningen online te bekijken bij The Drawing Center: bekijk ze hier en geniet.

http://www.joostbakker.info/

 

Lyrische lijnen van Klimt, Kokoschka en tijdgenoten

RTEmagicC_Ka___1051_II_03.jpg
Egon Schiele, Liggend meisje, 1918, lithografie © Drents Museum

Geluksvogel dat ik ben, mag ik de komende maanden waarnemen voor de conservator Kunst 1885-1935 bij het Drents Museum. Onder de titel ‘Lyrische Lijnen’ is hier van 29 juni tot en met 22 september 2013 een kleine 70 topstukken van de Grafische Sammlung van de Landesgalerie Linz, bij Wenen, te zien. De werken van Klimt, Kokoschka, Schiele, Kubin, Brosch, Egger-Lienz, Faistauer en Wach hangen op de bovenverdieping van de afdeling Kunst 1885-1935. De tentoonstelling ‘Lyrische Lijnen’ geeft een rijk beeld van de veelkleurige en veelzijdige Oostenrijkse papierkunst in de eerste twee decennia na 1900.

Paradijselijk geluk

Met hun gevoelige, elegante lijnen voeren kunstenaars als Schiele, Klimt en Kokoschka ons terug naar de periode 1900-1920, waarin allerlei vernieuwingen in kunst en maatschappij elkaar razendsnel opvolgden. In 1897 scheidde een groep onder leiding van Gustav Klimt zich af van de gevestigde orde van kunstenaars: de Secession, ofwel afscheiding. Hun doel was vernieuwing. Hoewel deze kunstenaars geen vast stilistisch programma hanteerden, ontstond een stijl waarin realistische en vlak-decoratieve elementen samengingen. Onder invloed van het Symbolisme richtten deze kunstenaars zich op dromen en fantasie en wilden zij het verlangen van de mens naar paradijselijk geluk verbeelden, vaak in de vorm van engelachtige vrouwen.

Tien jaar na de Secession werd een volgende generatie actief: expressionisten zoals Schiele en Kokoschka stapten uit het paradijs van de Secession terug in de realiteit. De focus werd verlegd naar het gekwelde, zoekende individu met zijn fobieën en frustraties. Steeds meer kwamen het eigen innerlijk en het onderbewuste naar voren.

Klimt, Schiele, Kokoschka en hun tijdgenoten werkten niet in isolatie. Om hen heen waren schrijvers als Arthur Schnitzler, componisten als Gustav Mahler en Richard Strauss en psychiaters als Sigmund Freud actief. Vooral Freud en Schnitzler waren net als Klimt en Schiele sterk gericht op seksualiteit als drijfveer voor het menselijk handelen. Verleidelijke vrouwen spelen in hun werk een belangrijke rol.

Grote variëteit in werken

De selectie die te zien is in het Drents Museum omvat verschillende thema’s: naakten en figuurstudies, portretten, landschappen, dieren en oorlog. De functie van het getoonde werk loopt uiteen van voorstudies voor schilderijen, schetsen van houdingen en types tot autonome tekeningen, aquarellen en prenten. Ook de variëteit in de technieken is groot, er zijn gouaches, tekeningen, litho’s, aquarellen en etsen te zien.

Website

(In)Visible

Joost Bakker, (under the) square, 42 x 32 cm (incl. lijst), potlood op papier
Joost Bakker, (under the) square, 42 x 32 cm (incl. lijst), potlood op papier

(In)Visible | Drawings is de titel van een tentoonstelling die momenteel in Galerie Pien Rademakers op het Amsterdamse KNSM-eiland te zien is. Curator Cathelijne Dapiran bracht werk van zeven hedendaagse tekenaars samen in wiens werk de tegenstelling zichtbaar/onzichtbaar een rol speelt. Denk aan grootse landschappen of filmsets waarin elke menselijke aanwezigheid ontbreekt en de vreemde spanning die daardoor teweeg gebracht wordt, of aan tekeningen die slechts in enkele lijnen een beeld oproepen.

Van het laatste is het werk van Joost Bakker (1977) een voorbeeld. Joost maakt ‘levende tekeningen’: schijnbaar eindeloze handgetekende animaties die balanceren op de grens van tekening en film. De in de galerie gepresenteerde tekeningen bewegen niet, maar ook wanneer je Bakker’s animaties niet eerder hebt gezien, kost het je weinig moeite de figuurtjes in bijvoorbeeld bovenstaande (under the) square te zien rondwandelen. Dat slechts een paar lijnen dit voor elkaar krijgen is bijzonder, evenals het architecturale effect dat de tekenaar in veel van zijn tekeningen weet te verkrijgen. Het werk van Joost Bakker dat ook wel ‘een ode aan de zuivere handgetekende lijn’ is genoemd, blijft boeien. Het is de moeite waard om zijn werk en dat van de andere tekenaars van de expositie (In)Visible | Drawings te gaan bekijken, en dat kan nog t/m 3 maart.

www.galeriepienrademakers.nl

www.joostbakker.info

Verbondenheid

Choi Wong, ‘Petranella’, 2012, Garen, gevonden fotografie, 7,5 x 11.3 cm

Choi Wong (Hong Kong, 1981) onderzoekt in haar kunst mensen en hun verbondenheid. Deze onderlinge verwantschap is een steeds terugkerend thema. Wongs kunstwerken zijn sterk autobiografisch en vinden hun oorsprong in een verleden van eenzaamheid en uitzondering. De kunstenares creëert als het ware haar eigen gevonden familie en doet dat door bijvoorbeeld kinderfoto’s van haarzelf toe te voegen aan anonieme gezinsportretten in Choi (2007). De verbondenheid wordt telkens tot stand gebracht door middel van garen en borduursels. Ze verwezenlijkt met deze draden een lijnenspel dat onderlinge relaties aanscherpt of daar juist vraagtekens bij zet. Of die verbinding daadwerkelijk bestaat is niet bekend, want met het ware verhaal wordt geen rekening gehouden. Wong kijkt van bovenaf toe en probeert het grotere geheel te doorgronden. Een belangrijke rol is daarin weggelegd voor de levensloop. We zien kinderfoto’s waarin broertjes en zusjes verweven zijn door een draadstructuur in Between #2 (2011) of een bruidspaar dat gescheiden van elkaar verder leeft in twee aparte halskettingen met de titel Till death do us part (2011) en een Slinger des levens (2011) opgehangen bij een begraafplaats.

Door het onderzoeken en vastleggen van verbindingen wil Choi Wong tot de essentie van de dingen komen en een eigen plek verkrijgen in een wereld waar ze tegelijkertijd weinig van begrijpt. Ze stelt daarbij vragen over de reden waarom mensen binden en weer loslaten. Dit wordt sterk gevisualiseerd in Between #1 (2010) waar twee fragiel geweven handschoenen met elkaar verstrengeld zijn door middel van draden: een object over twijfel. Of in de reeksen groepsfoto’s onder de titel Social Theory #1 (2012) die bekleed zijn met borduursels en een veronderstelde relatie tussen de verschillende personen tot stand brengen.

Maar haar vragen gaan ook over macht en onmacht en over dominantie en onderdanigheid. Vanuit deze artistieke invalshoek intrigeert de wereld van de Japanse bondage (‘Kinbaku’) haar sinds kort: Wong wil letterlijk mensen met elkaar verbinden in performances en 3D-installaties. Psyche en menselijke emotie gaan daarin een dialoog aan met onderlinge interactie en worden zichtbaar gemaakt door patronen en knopen in draad. Met deze invalshoek wil Wong haar onderzoek een nieuwe weg in laten slaan en haar eigen handschrift verder ontwikkelen. Ook wil ze zich verschillende ambachtelijke technieken van verbinden eigen maken: draad maken, knopen, macramé en weeftechnieken. Oude foto’s blijven een basis waarin deze nieuwe technieken toegepast zullen worden om Wong’s verhaal te ondersteunen: een verhaal waarin wij allemaal alleen zijn maar juist daardoor tegelijkertijd ook allemaal met elkaar verbonden.

www.choiwong.nl

Bovenstaand mission statement schreef ik voor Choi Wong, juni 2012

Naar zee

Gust van de Wall Perné, Psyche (drieluik) (detail), 1911, Olieverf op paneel, particuliere collectie

Ik reis deze zomer af naar Haarlem, want Museum De Hallen toont bovenstaand drieluik in haar tentoonstelling ‘Naar zee’. Centraal staat in de expositie ‘De zee in de Nederlandse kunst vanaf 1850’ en hoewel je jezelf daar misschien niet meteen al teveel bij voorstelt, is er werk te zien van grote namen als Hendrik Mesdag, Jan Sluijters, Jan Toorop, Edgar Fernhout, Co Westerik en Rineke Dijkstra.

In mijn geval is natuurlijk de naam Gust van de Wall Perné (1877-1911)  al voldoende om een kijkje te gaan nemen. Zeker als het gaat om zijn drieluik Psyche, dat helaas wegens restauratie vorig jaar niet beschikbaar was voor de tentoonstelling in CODA. We lieten daar wel een voorstudie zien, en volgens vermoedens van kunsthistoricus Carel Blotkamp was het nu juist deze studie die Mondriaan op de Sint Lucas-tentoonstelling van 1909 zag en waardoor hij geïnspireerd werd voor zijn eigen beroemde drieluik Evolutie (1911). Er zit dus een bijzonder verhaal achter deze triptiek van Van de Wall Perné.

Meer lezen?

Over Gust van de Wall Perné en het drieluik Psyche: o.a. Carel Blotkamp, Triptieken in Stijl, Amsterdam 1984 en Annemiek Rens, Gust van de Wall Perné. Nieuwe Kunst rond 1900, Apeldoorn (CODA Museum) 2011.

Over de tentoonstelling: website De Hallen

N.B.: Afbeelding afkomstig uit de bijbehorende tentoonstellingscatalogus: (ISBN/EAN 978-94-90198-11-4)

Sporen van Smaragd

Gust van de Wall Perné, omslag voor: T.J. Bezemer, Javaansche fabelen, Amsterdam (Cohen Zonen) z.j. [ca. 1903]
Deze week viel het magazine Smaragd op de mat: een ‘erfgoedglossy’ die volledig in het teken staat van het Indisch erfgoed in Den Haag. Met artikelen over de woonhuizen van kunstenaars en auteurs (denk natuurlijk aan Jan Toorop, maar ook minder bekende personen komen aan bod), de Indische eetcultuur in de stad en gebouwen ontworpen door Indische architecten. Voor ieder wat wils!

Ik dook voor deze gelegenheid even mijn boekenkast in op zoek naar deze prachtige bundel Javaansche en Maleische fabelen en legenden met omslag door Gust van de Wall Perné (1877-1911). Deze veelzijdige kunstenaar was getrouwd met textielkunstenares Eugénie van Vooren (1873-1958): dochter van een kapitein in Nederlands-Indië en een moeder die er geboren was. Zij zelf trouwens ook. De invloed uit haar geboorteland zien we sterk terug in de boekbanden van Van de Wall Perné. Hij had Indische sierkunstenaars aan het werk gezien en met hen gesproken en dat had hem duidelijk geïnspireerd.

Het blad Smaragd verschijnt eenmalig gedurende de Tong Tong Fair die momenteel in het Haagse wordt gevierd en is een eerste kennismaking met een veel groter project waarin de Indische cultuurgeschiedenis in Den Haag in kaart wordt gebracht: Sporen van Smaragd. De inhoudelijke leiding is in handen van kunsthistorisch projectbureau Kroon & Wagtberg Hansen en te volgen op hun blog.

Zilver

Ontwerp voor een zilverservies, mogelijk door Carel Begeer in ca. 1910. Archief N.V. Koninklijke Van Kempen & Begeer en voorgangers, collectie RKD Den Haag.

Het is een verzamelgebied apart en behoeft een speciale expertise: de wereld van het zilver. De omvangrijke klus waarmee mijn RKD-collega Irene Meyjes al enkele jaren bezig is, biedt een belangrijke toegang voor onderzoekers op dit vlak. Zij is bezig met de ontsluiting van de archieven van Nederlands trots op zilvergebied: het archief van N.V. Koninklijke Van Kempen & Begeer en voorgangers en van zijn ontwerpers A. Bonebakker & Zoon, Frans Zwollo senior en Frans Zwollo junior. Het gaat om zo’n honderd strekkende meters archivalia waaronder ruim 20.000 van die prachtige ontwerptekeningen zoals bovenstaande. Het zijn ontwerpen die een kijkje geven in nagenoeg alle terreinen op zilver- en juwelengebied: van handgemaakt tot industrieel vervaardigd gebruikszilver (unica en serieproducten), van (koninklijke) juwelen en gelegenheidspronkstukken tot souvenirs.

Meer over dit bijzondere project en hoe u hieraan een steentje kunt bijdragen op de RKD-website.

Roland Holst-jaar

Richard Roland Holst, schetsontwerp voor portret gebrand glas, 1916. Litho op papier, 39,9 x 26 cm. Collectie Gemeentemuseum Den Haag

Zaterdag gaat het Roland Holst-jaar officieel van start in het Van GoghHuis Zundert. Een jaar lang zal alles in het teken staan van het bijzondere echtpaar Richard en Henriette Roland Holst en hun buitenverblijf nabij Zundert ‘De Buissche Heide’. Bij de tentoonstelling verschijnt een dik boekwerk geschreven door Elsbeth Etty, Carin Hereijgers, Lia Voermans, Lieske Tibbe en mijzelf.

De afgelopen twee jaar schreef ik ruim zestig teksten over de meest interessante gasten die de Buissche Heide bezochten. Van Johan Huizinga tot Charley Toorop en van F.M. Wibaut tot H.P. Berlage. Hun namen staan vermeld in het gastenboek dat de Roland Holsts bijhielden en dat de basis van mijn onderzoek vormde. Ik stelde me telkens de vraag: Wat was de relatie van deze bezoekers met het echtpaar Roland Holst? Wie waren zij zelf en is er nog informatie bekend over hun bezoek aan Zundert? Talloze citaten uit (onderlinge) correspondentie dienden als belangrijkste bron daarbij en zijn opgenomen in het boek. Daarnaast maakte ik een schema met daarin de namen van alle gasten en hun verblijfdata: dat zijn er zo’n tweehonderd in totaal. Het gehele onderzoek biedt aan de hand van het netwerk van de Roland Holsts een boeiend kijkje in het culturele, politieke en literaire leven van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Meer informatie over tentoonstelling, publicatie en het Roland Holst-jaar vindt u hier. En hier meer over het landgoed ‘De Buissche Heide’ dat onder beheer van Natuurmonumenten valt.

Rik en Jet Roland Holst & de Buissche Heide

Henriette en Richard Roland Holst voor de Angorahoeve op de Buissche Heide, 1924. Foto uit: Het Boek van de Buissche Heide, p. 41. Collectie Letterkundig Museum Den Haag
Zestig jaar na de dood van Henriette Roland Holst, ‘Neêrlands grootste dichteres’, organiseren het Vincent van GoghHuis en Natuurmonumenten in 2012 een speciaal Roland Holst Jaar. Onderdeel vormen een expositie, een boek, een film en tal van activiteiten op haar landgoed de Buissche Heide. Het Roland Holst Jaar in Zundert sluit aan bij het landelijke themajaar van de Historische Buitenplaats.
Tentoonstelling
De start vindt plaats in maart 2012 met de tentoonstelling ‘Het boek van de Buissche Heide – Henriette & Richard Roland Holst’ in het Vincent van GoghHuis. Uitgangspunt van deze expositie vormt het gastenboek van Roland Holst, uit de collectie van het Letterkundig Museum, waarin de namen van alle beroemde gasten staan genoteerd en de gebeurtenissen op het landgoed in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarnaast staan de levens en werken centraal van dichteres en politica Henriette Roland Holst en kunstenaar Richard Nicolaüs Roland Holst. Bovendien wordt Richards rol uitgelicht als een van de eerste promotors van Van Goghs werk in Nederland.
Boek en documentaire
Bij de tentoonstelling verschijnt het gelijknamige boek met bijdragen van Elsbeth Etty, Carin Hereijgers, Lia Voermans, Lieske Tibbe en Annemiek Rens. Door producent Digna Sinke en regisseur Annette Apon wordt in de loop van het jaar een documentaire gerealiseerd over Henriette Roland Holst: ‘Droom en daad’. Omroep Brabant treedt op als mediapartner en de productie wordt ondersteund door Eye Film Instituut, Mediafonds en Nederlands Filmfonds.
Activiteiten
Door het jaar heen organiseren het Van GoghHuis en Natuurmonumenten tal van activiteiten op de Buissche Heide, varierend van theatervoorstellingen, lezingen, natuurexcursies en literatuurevenementen. VVV Zundert stelt met medewerking van Stichting Rotor het programma samen en biedt in samenwerking met Natuurmonumenten verschillende arrangementen aan. Daarvoor zijn de Herenkamer (gastenverblijf) en het weer gerestaureerde atelier van Richard Roland Holst beschikbaar.De ‘artist-in-residence’ van het Van GoghHuis zal dit jaar in het teken staan van Roland Holst en mogelijk worden aangevuld met een ‘writer-in-residence’. Met het Brabants Kenniscentrum Kunst en Cultuur (BKKC) en Erfgoed Brabant worden voorbereidingen getroffen voor een Landkunst project op de Buissche Heide. Aan studenten van de Bredase kunstacademie St Joost en Corsoacademie Zundert wordt eveneens inbreng gevraagd.
2012 Roland Holst Jaar wordt mogelijk gemaakt dankzij de Mondriaan Stichting, SNS Reaalfonds, Prof. Dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt Fonds, Stichting Gifted Art, Hendrik Muller Fonds, Gijzelaar Hintzenfonds en de Stichting Schone Kunsten rond 1900.
>> binnenkort meer over dit project op moderne meesters

Alexander Calder – De grote ontdekking

Herbert Matter, Installationview of Two Acrobats, ca. 1928 by Alexander Calder: in Stables and Mobiles, Pierre Matisse Gallery, New York, 23 feb-13 march 1937.
Het Gemeentemuseum Den Haag presenteert vanaf 11 februari 2012 de veelbelovende tentoonstelling ‘Alexander Calder – De grote ontdekking’. Met een grote rol voor onze eigen Piet Mondriaan want een bezoek van Alexander Calder (1898-1976) aan zijn Parijse atelier in 1930 betekende een belangrijke omslag in Calders werk. De bijbehorende publicatie wordt verzorgd door Wietse Coppes, Doede Hardeman, Hans Janssen en Caroline Roodenburg. Meer info: lees hier.
Vast ter voorbereiding: de AVRO Close Up-documentaire Alexander Calder: Sculptor of Air.
N.B.: Bovenstaande foto is afkomstig van de website van de Calder Foundation.

Het Gein van Mondriaan

Doriann Kransberg, Gein, januari 1994. Collectie Stadsarchief Amsterdam
In 1994 organiseerde het Stadsarchief Amsterdam de tentoonstelling ‘Mondriaan aan de Amstel‘. Niet alleen werd daarmee voor het eerst Piet Mondriaans vroege periode zo uitgebreid in beeld gebracht, ook werd zijn Amsterdamse kunstenaarsnetwerk uitgediept wat verrassende nieuwe feiten opleverde. Aan het onderzoek werkten onder andere Mondriaanspecialist Robert Welsh (wiens archief ik inventariseerde en indexeerde voor het RKD) en kunsthistorica Marty Bax mee. Hoewel ik de tentoonstelling zelf niet gezien heb – ik was immers 9 jaar oud op dat moment – maak ik nog regelmatig gebruik van de bijbehorende publicatie.
Fotograaf Doriann Kransberg maakte bij de tentoonstelling een serie foto’s van het Gein: het riviertje tussen Driemond en Abcoude waar Mondriaan rond 1900 meer dan regelmatig vertoefde om te werken. Alleen of in het gezelschap van kunstenaarsvrienden als Simon Maris. Hij schilderde er een rivierlandschap met boerderijen, molens en knotwilgen. Het Gein lag in zuidoostelijke richting en was in een uur of wat te bereiken. Mondriaan maakte de tocht per fiets, weten we van een schetsje dat Maris eens van hem maakte. Het toont de kunstenaar al werkend op de fiets met het Geinlandschap op de achtergrond.
De foto’s van Kransberg, zoals bovenstaande, zijn tegenwoordig ook via de beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam te bekijken.
Bron: Robert Welsh, Boudewijn Bakker, Marty Bax, 1892-1912: Mondriaan aan de Amstel, Amsterdam (Gemeentearchief) 1994.

Gust van de Wall Perné. Nieuwe Kunst rond 1900

Ex libris ‘Gust van de Wall Perné’, z.j. Collectie CODA.
In de kunstgeschiedenis van het vroege Nederlandse modernisme staan kunstenaars als Jan Toorop, Piet Mondriaan en Jan Sluijters volop in de aandacht. De verandering die zij stuk voor stuk aanbrachten in de bestaande kunsttraditie is uitgebreid onderzocht. Kunstenaars met minder grote naam, maar vaak met gelijke idealen en evenveel liefde voor het vak, worden daarbij dikwijls vergeten. De komende maanden is in CODA Museum Apeldoorn een tentoonstelling te zien van één van die kleine kunstenaars: Gust van de Wall Perné (Apeldoorn 1877-1911 Amsterdam). Zijn werk is, mede door zijn vroege dood, grotendeels vergeten. Toch heeft Van de Wall Perné behoorlijk wat bereikt in zijn korte kunstenaarsbestaan.
Gust van de Wall Perné is van jongs af aan verknocht aan de Veluwe. Ook wanneer hij als kunstenaar carrière maakt in Amsterdam, keert hij elke zomer terug naar Hoog Soeren, waar hij zijn eigen atelierwoning heeft gebouwd. Hij schildert er de bossen en de hei en verzamelt oude volksverhalen die hij optekent in de bundels Veluwsche Sagen.

Het oeuvre dat Van de Wall Perné in slechts tien jaar samenstelt is bijzonder groot. Het bestaat uit gebatikte boekbanden in Art Nouveau-stijl, symbolistisch getinte schilderijen, sprookjesachtige illustraties, meubels in de stijl van Arts and Crafts, reformkledij voor vrouwen, gobelins met sagen en allerlei grafiek zoals affiches en ex libris. Hij geeft les in Kostuumkunde aan de Toneelschool en aan de Vakschool voor Kleermaaksters. Tegelijkertijd is hij bijzonder actief in diverse kunstenaarskringen. In dialoog met bevriende kunstenaars, onder wie Piet Mondriaan, ontwikkelt Van de Wall Perné voor die tijd moderne kunstopvattingen. Volgens hem moet de kunst abstracter worden om meer betekenis te krijgen. Zijn eigen werk is ook volop in ontwikkeling. Met zijn plotselinge dood komt daar echter een abrupt eind aan. Vrij snel daarna raken kunstenaar en werk in vergetelheid. Kunsthistorisch onderzoek werpt nieuw licht op leven en werk van Van de Wall Perné.
Het is deze winter precies honderd jaar geleden dan Gust van de Wall Perné overleed. Reden genoeg om deze bijzondere kunstenaar te herdenken met een overzichtstentoonstelling en publicatie. Beide zijn samengesteld door kunsthistoricus (en Rond1900-auteur) Annemiek Rens. Van 5 november 2011 tot en met 26 februari 2012 kunt u het geheel gaan bewonderen in Apeldoorn.

Het boek (hardcover, €12,95, ISBN: 9789461907127) is te koop bij de museumwinkel van CODA, enkele boekhandels, en online te bestellen via: pr@coda-apeldoorn.nl o.v.v. naam, adres en aantal exemplaren.

Meer informatie op de website van CODA en op de blog over Gust.

Kunstnijverheidswinkel Arts and Crafts

Cornelis van der Sluys, Affiche Arts and Crafts Den Haag, 1902. Collectie Gemeentearchief Den Haag.
Rond 1900 openen enkele designwinkels in Nederland hun deuren. Ze hebben zich laten inspireren door de kunsthandel L’Art Nouveau van Siegfried Bing te Parijs, de naamgever van de kunststroming. Vanaf oktober is er in het Haags Gemeentemuseum een tentoonstelling over één van deze kunstnijverheidzaken te zien: ‘t Binnenhuis dat in 1900 wordt opgericht aan het Rokin te Amsterdam met H.P. Berlage en Jac. van den Bosch aan het roer. Twee jaar later is de officiële opening van Binnenhuis ‘Die Haege’ met een soortgelijke opzet. In 1898 is echter in Den Haag al winkel en galerie Arts and Crafts opgericht. Op de laatste wordt hier verder ingegaan.
“Eene geheel met batiks gedecoreerde kamer, gebatikte gordijnen, portières, kussens, pianokleeden enz., kan niet anders dan zelfs het meest verwende aesthetische voelen bevredigen, en wij twijfelen niet of ons kunstminnend publiek zal zijne salons en boudoirs willen versieren met de producten dezer in Holland herboren kunst.”[1] Het Nederlandse welgestelde publiek van de nieuwe twintigste eeuw wil een totaalinrichting van haar huis in de nieuwe stijl van de Art Nouveau en de bijbehorende batikkunst. Ze kunnen daarvoor terecht bij de Haagse kunsthandel Arts and Crafts, een firma die een geestverwantschap met de idealen van de gelijknamige Engelse nijverheidsbeweging heeft. De meubels en andere stukken zijn unica en worden met veel liefde voor het ambacht gemaakt. Verantwoordelijk voor de artistieke leiding is kunstenaar Johan Thorn Prikker (1868-1932). Hij specialiseert zich in de populaire Oosterse batiktechniek: een manier van stofbewerking overgewaaid uit Nederlands-Indië die zich uitermate goed leent voor het weergeven van grillige en sierlijke lijnen en florale motieven. Daarnaast ontwerpt hij meubels in de stijl van Belgisch kunstenaar Henry van de Velde met als kenmerk een ingetogen sierlijkheid. Van de Velde levert op zijn verzoek ook enkele stukken voor de verkoop. De zakelijke leiding is in handen van Johan Th. Uiterwijk, maar de winkel is een initiatief van Chris Wegerif die de boel eveneens financiert.
Aannemer en architect Chris Wegerif (1859-1920) en zijn vrouw Agathe Wegerif-Gravestein (1867-1944) interesseren zich voor de nieuwe richtingen in de kunst en nijverheid en hun Apeldoornse huis dient als broedplaats voor allerlei kunstenaars. Hun betrokkenheid bij Arts and Crafts is groot van begin tot eind en bestaat onder andere uit het opzetten van twee ateliers in Apeldoorn waar meubels en batiks uitgevoerd worden. Één van de kunstenaars die naast Thorn Prikker voor ze ontwerpt is Gust van de Wall Perné, eveneens uit Apeldoorn afkomstig. Maar ook Chris Lebeau, Cornelis van der Sluys en Wegerif zelf zijn verantwoordelijk voor de vormgeving van de producten die in Den Haag verkocht worden. Interessant is dat op initiatief van Wegerif ook schilderijen van Vincent van Gogh in de kunsthandel verkocht worden, op een moment dat de waardering voor de bekende schilder nog beperkt is. Chris Wegerif hangt er zelf één op in zijn werkkamer: “die man heet Van Gogh” vertelt hij zijn gezin. Een Haagse advocaat die enkele jaren later van Wegerif als dank een ‘Vincent van Gogh’ cadeau krijgt, ruilt hem echter een maand later alweer om voor een Mesdag waarvoor hij bovendien nog moet bijbetalen…[2]In 1901 neemt Wegerif het roer over van Thorn Prikker die het niet eens is met de beslissing de succesvolle producten op een grotere schaal te gaan produceren. Waar Thorn Prikkers keuze uitging naar de abstract-golvende lijnvoering van de Belgische en Franse Art Nouveau, haalt Wegerif inspiratie bij het moderne Engelse, Schotse en Duits-Oostenrijkse ontwerp. Zijn meubels kenmerken zich door meer eenvoud in lijnvoering en een strakkere vormgeving. Beide uitgangspunten krijgen ondanks hun succes ook kritiek binnen Nederlandse vakkringen die de producten ‘on-Hollands’ vinden en een ideologie achter de verkoop missen. Het is volgens hen een “Handel die enkel aan het broodje te denken heeft [..] en daarom met een oppervlakkig-modieuze vormgeving […] de menigte van de concurrenten weg moet lokken.”[3] Het buitenland is echter wel enthousiast en vooral vanuit Duitsland krijgt men lof. Dat mag echter niet baten want door zakelijk wanbeleid van Uiterwijk is de firma in 1904 niet meer te redden en gaat failliet. Concurrent ’t Binnenhuis heeft een langer leven: Berlage en kornuiten gaan nog door tot 1929.Meer informatie over de tentoonstelling ‘Rechte stoelen, rechtschapen burgers: wonen volgens ’t Binnenhuis (1900-1920)’ in het Gemeentemuseum te Den Haag dit najaar:http://www.gemeentemuseum.nl/index.php?id=036972

Noten:
[1] Heiser e.a., p. 72. Geciteerd uit: Heuvelman, p. 230.
[2] De Wit, p. 81.
[3] Groot, p. 45. Citaat van Leo Simons, ‘Een dokument van Duitsche opdirkings-kunst’, Onze Kunst 1 (1902) eerste halfjaar, pp. 52-53.

Bronnen:
G. Heuvelman, ‘Batikken. Een nieuwe tak van kunstnijverheid in Nederland’, Eigen Haard (1900), pp. 230-240.
C. de Wit, Chris en Agathe Wegerif: Dragers van de Nieuwe Kunst in Apeldoorn, Apeldoorn 1994.
Titus M. Eliëns, Marjan Groot en Frans Leidelmeijer, Kunstnijverheid in Nederland 1880-1940, Bussum 1996, p. 206.
Marjan Groot, ‘Een dilemma voor de Nieuwe Kunst; Modern eclecticisme in de meubelkunst van Chris Wegerif voor de firma Arts and Crafts, 1901-1906’, Jong Holland 14 (1998), pp. 36-51.
Timo de Rijk, Designers in Nederland: Een eeuw productvormgeving, Amsterdam 2004, pp. 28-29.
Christiane Heiser, Mienke Simon Thomas, Barbara Til e.a., Johan Thorn Prikker, De Jugendstil voorbij, Rotterdam (Museum Boijmans van Beuningen) 2010, pp. 64-84.

Dit artikel werd gepubliceerd op Rond1900.nl [24 augustus 2011].

Bezielde dorpen van Roland Holst en Fernhout

“Eerst waren het meerendeels de schilders, die hun baard dan lieten staan, en er, door hun ezel begeleid, op uittrokken om hier of daar een brokje natuur te verschalken. Weldra kwamen er ook wel dichters, die zich zoo gaarne minder ezelachtig wanen, en die, om zich in dien waan te versterken met verwarde gedachtenwisselingen – waaruit zelden meer restte dan een aschbak vol peuken – maar al te zeer geneigd bleken, die grootsche natuur te verheerlijken in de kleine dorpskroeg.
Toch was dit alles niet zonder een dieper zin, want kunstenaars zijn nu eenmaal de veelal ietwat malle dragers van het beste, waartoe het menschelijk wezen als gemeenschap bij machte is: de verlossing uit den tijd in de ruimte.”[1]

Adriaan Roland Holst schrijft in 1957 ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van Kunstenaars Centrum Bergen het essay ‘Bezielde Dorpen’ waarin hij enkele herinneringen en gedachten over het fenomeen kunstenaarsdorp beschrijft. Roland Holst woonde zelf jarenlang in het Gooi waar hij omging met Piet Mondriaan, Martinus Nijhoff en natuurlijk met zijn oom Rik en tante Jet die er een door Berlage gebouwde villa bewoonden. Ook zat hij een tijd in het zonnige Ascona, Cagnes en Positano. Maar: “In mijn hart heeft Bergen het, en voorgoed, gewonnen.”[2] Daar woonde eveneens zijn goede vriendin, en vroegere lief, Charley Toorop. Na haar overlijden betrok zoon Edgar Fernhout haar atelierwoning ‘De Vlerken’ en ook hij was onder de bekoring van het Bergense. De twee prachtige illustraties die Fernhout voor ‘Bezielde Dorpen’ maakte getuigen daarvan.

[1] Roland Holst, p. 8.
[2] Idem, p. 13.

Bron: Adriaan Roland Holst, Edgar Fernhout (illustraties), Bezielde Dorpen, Den Haag 1957.

Dijkwerkers, Zeeuwse boeren en een verdronken eiland

Tekening die Cees Bantzinger maakt bij de drooglegging van Walcheren. Collectie Boskalis

In oktober 1945 komt kunstenaar Cees Bantzinger (1914-1985) aan op Walcheren waar hem een belangrijke taak wacht. In tekeningen en aquarellen zal hij de droogmaking van het Zeeuwse eiland gaan vastleggen.  Een jaar eerder hebben de geallieerden het onder water laten lopen om een barricade op te werpen voor de Duitse bezetter die zo de haven van Antwerpen niet kan bereiken. “De strijd tegen de Duitschers was na negen dagen voorbij; maar nu moest de strijd worden opgenomen tegen een vervaarlijker vijand: de zee. Het zou een vol jaar duren, eer de mensch zijn verbitterd gevecht tegen het water gewonnen had.”

[1] Het grootste werk moet dus nog beginnen, en met veel moeite moet men weer terugdraaien wat men zelf heeft veroorzaakt. Over dit helse karwei zal schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van C. Spoelstra), die in februari 1945 als verbindingsofficier naar Walcheren afreist, de boeken Walcheren komt boven water en Het verjaagde waterschrijven. De hoofdpersonen zijn gebaseerd op de waterstaatsfunctionarissen en aannemers die leiding geven aan de sluiting van de dijken. Bantzinger maakt tekeningen voor de laatste roman en ook illustreert hij het boekje Dit is Walcheren, uitgegeven ten bate van de drooglegging en met artikelen van Den Doolaard, Jef Last en Ed. Hoornik.

Omslag van het boekje: Dit is Walcheren, Haarlem 1945 met artikelen van Jef Last, A. den Doolaard, Ed. Hoornik en tekeningen van Cees Bantzinger, ten bate van het herstel van Walcheren. Prijs: f.1,25

Cees Bantzinger maakt in totaal meer dan tweehonderd tekeningen van de dijkdichting: “Ruime tekeningen, een plas inkt, in even overvloedig water gewassen als waarmee het eiland overstroomd werd.”[2] Er ontstaan prachtige studies van het verzonken landschap van Walcheren, die troosteloosheid uitstralen maar tegelijkertijd ook de schoonheid van de machtige zee tonen. Men ziet de uitstekende daken van boerderijen die ondergelopen zijn en de geslagen gaten in de dijken op plaatsen als Rammekens en de Nolledijk. Bantzinger maakt daarnaast talloze portretten van boeren, grondwerkers en opzichters, rijswerkers, stortwerkers en krijgsgevangenen die het taaie en zware werk moeten doen. Enkele tekeningen van onverwoestbare Zeeuwse boeren en boerinnen bevinden zich in de collectie van het Singer Laren.[3] Het overgrote deel is echter in 1974 van de kunstenaar zelf aangekocht door baggerbedrijf Boskalis, vlak na een expositie van het werk in het Zeeuws Museum in Middelburg. Bij de drooglegging van Walcheren speelt aannemer Kobus Kalis, de oprichter van Boskalis, een belangrijke rol. Hij wordt in Het verjaagde water vertolkt in de persoon van Berend Bonkelaar en is ook enkele keren door Bantzinger getekend. Het totaal aan tekeningen en aquarellen dat Cees Bantzinger in Walcheren maakt vormt een bijzonder deel in zijn oeuvre dat verder o.a. bestaat uit vrouwenportretten, rechtbanktekeningen en illustraties voor tijdschriften als Vrij Nederland en Elsevier.

De Zinkbaas, dirigent van het zinkstuk, in Dit is Walcheren, p. 11.

Noten:
[1] Den Doolaard 1946, p. 6.
[2] De Volkskrant, 7 februari 1947.
[3] Linda Barendse, p. 73.

Literatuur:
Jef Last, A. den Doolaard, Ed. Hoornik en C.A.B. Bantzinger (illustraties), Dit is Walcheren, Haarlem 1945.
A. den Doolaard, Walcheren komt boven water, Amsterdam 1946.
De Volkskrant, 7 februari 1947.
A. den Doolaard en C.A.B. Bantzinger (illustraties), Het verjaagde water, Amsterdam 1948.
W.I.M. Weber, Catalogus van een collectie tekeningen en aquarellen over de “Droogmaking van Walcheren” in 1945 door C.A.B. “Bantzinger”, Vlissingen 2005.
A. Rens, Cees Bantzinger als journalistiek tekenaar, Universiteit Utrecht (bachelorscriptie) 2006.
Linda Barendse e.a., Collectie Singer, Tekeningen en prenten, Zwolle 2010, p. 73.

Het hondje van de rijken.

Guillaume Anne van der Brugghen, Portret van een Hondje, 1891, Olieverf op doek op paneel, 15,5 x 18 cm. Inv.nr. SK-A-2092 . Collectie Rijksmuseum Amsterdam

 

In een salon bij ’t warme haardvuur,

Ligt Fifi in zijn zijden mand;
Hij laat zich lekk’re hapjes voeren,
En streelen door een dameshand.
En om den hoek in ’t nauwe steegje,
Zit in een krot een weduwvrouw;
Bij d’ harde stroozak van haar kind’ren,
Schreiend ontwakend van de kou.

Refrein:

Het hondje van de rijken,
Dat leeft in overvloed,
Terwijl het kind der armen,
Zooveel ontberen moet.
Het hondje van de rijken,
Krijgt alles even fijn;
En menig kind der armen,
Zou zoo graag zo’n hondje zijn.
Als Fifi ’t vleesch niet malsch genoeg vindt,
Haalt hij den neus op en bromt kwaad;
Dan komt de dienstmeid die het eten,
Achter een boom werpt op de straat.
En is de dienstmeid weer naar binnen,
Komt ’t kindje, haveloos gekleed;
Dat smult ervan en Fifi ziet het;
En gromt voor het raam: Foei, wat ’n Proleet.
Als Fifi dood is liggen bloemen,
En mooie rozen op zijn mand;
Hij krijgt een eigen graf met ’n grafsteen,
Daar heeft hij recht op van zijn stand.
Als ’t kind der armen wordt begraven,
Daalt ’t ruwe kistj’ in ’t groote graf;
Snikkend zegt de moeder; lief’ling,
Een bloempje? Heusch ’t kon er niet af.[1]
——–
[1] Straatlied van E. Paoli uit het begin van de twintigste eeuw met vermelding: ‘op muziek 60 cent’. Een andere versie heeft bovenaan de tekst: “Mijnheer. Mevrouw. Leg dit s.v.p. niet ongelezen ter zijde.” en onderaan: “Uit nood gedreven kom ik u mijn lied aanbieden. Prijs wordt aan uw edelmoedigheid overgelaten. Hierop wordt door mij persoonlijk antwoord gehaald.”
Beide versies bevinden zich in de collectie straatliederen van het Meertens Instituut en de KB en zijn, evenals  portret van een hondje, ontsloten via de website Het Geheugen van Nederland.

Gepubliceerd op: www.rond1900.nl [13 maart 2011]

Geïnviteerd door Alma Mahler: Nelly van Doesburg in Wenen

Nelly van Doesburg in het atelier van Piet Mondriaan (detail), 26 Rue du Départ, Parijs, 1923. De foto werd gepubliceerd in: De Stijl VI (1924) nr. 6/7, p. 86.

“De muziekwereld hier is wel interessant! Ik ben goed bekend met Alma Mahler, de weduwe van Gustav Mahler. Die inviteert me veel en ik tref daar altijd interessante lui. Ze neemt me mee naar concerten.” schreef Nelly van Doesburg (1899-1975) aan goede vriend Antony Kok in december 1921.[1] De jonge pianiste verbleef op dat moment enkele weken in Wenen zonder haar geliefde Theo van Doesburg. De twee zouden pas in 1928 in het huwelijk treden maar Nelly van Moorsel werd door haar onafscheidelijkheid van ‘Does’ al snel ‘Mevrouw van Doesburg’ genoemd. Haar tijd in Wenen was echter een korte periode van bezinning waarbij zij op eigen benen stond. Zij werkte er aan haar carrière als avant-gardistisch pianiste onder de artiestennaam ‘Pétro’ en waar kon zij beter in contact komen met de moderne muziekwereld dan in de salon van Gustav Mahlers weduwe Alma?
De omstreden Alma Mahler (1879-1964) werd door sommigen de ‘muze van de vier kunsten genoemd’, anderen zagen haar als een ‘ronduit heerszuchtige, oversekste circe die haar prominente echtgenoten slechts voor haar eigen doeleinden gebruikte.’[2] Dat Nelly van Doesburg in Wenen geïnviteerd wordt door Alma Mahler is niet vreemd. Het eerste contact is waarschijnlijk gelegd via Bauhaus-directeur Walter Gropius (1883-1969), de tweede echtgenoot van Alma. Gropius en Alma hadden al een relatie toen Gustav Mahler nog leefde en waren in 1915 getrouwd om vijf jaar later weer te scheiden. Toch hadden zij nog regelmatig contact, niet te min door hun dochter Manon. Nelly woonde met Van Doesburg in 1921 enige tijd in Weimar en zij zagen de vooruitstrevende architect veelvuldig. Het is dan ook aan te nemen dat Gropius zijn vroegere echtgenote vroeg zich in Wenen over Nelly te ontfermen.

Het leven van de twee kunstenaarsvrouwen vertoont veel parallellen. Alma speelde net als Nelly piano, al had zij daar na haar huwelijk met de beroemde componist geen serieus werk meer van gemaakt. Ook Nelly zou na het huwelijk met Van Doesburg haar pianospel op een laag pitje zetten. Alma en Nelly trouwden op jonge leeftijd met een oudere man die binnen tien jaar zou komen te overlijden. De rest van hun leven stond in belangrijke mate in het teken van het bewaren van de herinnering aan de kunst van Mahler dan wel Van Doesburg. Tegelijkertijd leidden de dames een gepassioneerd liefdesleven waarbij bekende mannen als kunstenaars Gustav Klimt en Oskar Kokoschka, componist Gustav Mahler, architect Walter Gropius, schrijver Frans Werfel (Alma), kunstenaar Theo van Doesburg, politicus Sourou Apithy en Ludwig Mies van der Rohe (Nelly) de revue passeerden.
In de salon van Alma Mahler ontmoette Nelly jonge componisten, voornamelijk leerlingen van musicus Arnold Schönberg, als Egon Wellesz en Paul Pisk, maar ook buitenlandse musici. Samen bezochten zij concerten en de jonge pianiste raakte snel bekend in dit internationaal muzikaal gezelschap. Ook stond er een eigen concert op het programma. Alle mogelijkheden waren aanwezig voor een nieuw leven in Wenen als succesvol pianiste, het enige dat nog in haar weg stond was de grote liefde die ze voelde voor Theo van Doesburg. Op 27 december, slechts drie weken na aankomst in Wenen, stuurde zij Does een telegram waarin zij haar terugkeer naar Nederland aankondigde.
De biografie De doorsnee is mij niet genoeg die kunsthistorica Wies van Moorsel over haar bijzondere tante Nelly van Doesburg schreef, geeft een boeiend beeld op het veelbewogen leven van de pianiste en kunstenaarsvrouw.
Noten:

1.  Brief Nelly van Doesburg aan Antony Kok, 25 december 1921. Geciteerd in: Van Moorsel, p.75.
2. Hilmes, p. 9.
Literatuur:
Wies van Moorsel, ‘De doornee is mij niet genoeg’, Nelly van Doesburg 1899-1975, Nijmegen 2000.
Oliver Hilmes, Alma Mahler-Werfel, De biografie, Amsterdam 2007.
Gepubliceerd op: www.rond1900.nl [12 december 2011]

De Wereldtentoonstelling in 1900

Het Finse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs, 1900, interieur. National Board of Antiquities, Helsinki

Het Geschiedeniskanaal van de VPRO besteedt op haar website kort aandacht aan de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900. Maar liefst 47 miljoen mensen bezochten het evenement dat voor de vijfde maal in Parijs werd georganiseerd en waarbij onder andere voor het eerst geluidsfilms en roltrappen getoond werden. Blikvanger van het Nederlandse paviljoen was het eierschaalporselein van Plateelbakkerij Rozenburg. Unieke filmbeelden zijn te bewonderen op: http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/37535431/

Fins Paviljoen

Het paviljoen van de Finnen kreeg fresco’s van kunstenaar Akseli Gallen-Kallela (1865-1931) die volksverhalen uit het nationale epos Kalevala uitbeeldden. Finland wilde bij deze gelegenheid bovenal uitdragen dat het een eigen cultuur en identiteit had ten opzichte van de Russische overheerser. Op de foto zien we het verhaal Ilmarinen ploegt de slangenakker dat in dit werk symbool is voor het Finse verzet. De slangen met de kleuren van de Russische vlag worden zonder genade verpletterd door de onsterfelijke smid Ilmarinen. Je zou denken dat de Russische buurman not amused zou zijn, maar ondanks hun overduidelijke boodschap waren Gallen-Kallela’s schilderijen eveneens vertegenwoordigd in het paviljoen van Rusland.
Het paviljoen werd in 1901 afgebroken maar de fresco’s zijn tegenwoordig te bezichtigen in het Nationaal Museum te Finland waar ze in de koepel zijn nageschilderd [informatie Jalf Flach].

Literatuur: Patty Wageman, David Jackson (red.), Akseli Gallen-Kallela, De Magie van Finland, Groningen (Groninger Museum) 2006.

Gepubliceerd op: http://www.rond1900.nl [4 augustus 2010]